Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat de ploeger den maaier, en de druiventreder den [51]zaadzaaier genaken zal; en de [52]bergen zullen van zoeten wijn druipen, en al de heuvelen zullen [53]smelten. 51. Hebr. trekt, of dien die het zaad trekt, of voortstrekt; dat is, al trekkende in de aarde werpt, of uit den zak trekt, haalt om te zaaien; zie Ps.126:6. De zin is: Daar zal overvloed van alles zijn. Zie Lev.26:5, waardoor de rijkdom en overvloed der geestelijke genade en zegeningen onder het rijk van Christus wordt afgebeeld. Verg. Hos.2:14,20,21, met de aantekening. 52. Zie Joel 3:18. 53. Dat is, zullen schijnen te smelten, door het overvloedig uitgeven van wijn, melk, olie, enz., alsof zij daarvan vloeiden.